Lastman in focus

RKD STUDIES

Inleiding


Freise in 1911, en Seifert exact een eeuw later, startten hun fundamentele studies over Pieter Lastman beiden met de opmerking dat de kunstenaar niet kan zonder zijn beroemde leerling Rembrandt.1 Inmiddels is Lastman echter meer en meer uit de schaduw van zijn pupil getreden. Er bestaat nu een duidelijker beeld van deze schilder, die zo bepalend was voor de vroeg zeventiende-eeuwse historie schilderkunst in de Noordelijke Nederlanden en grote invloed uitoefende op kunstenaars rond en na hem.

Aan het complete en heldere literatuuroverzicht waarmee Seifert zijn werk over Lastman begint,2 kunnen slechts enkele titels worden toegevoegd die na 2011 zijn verschenen. Dit zijn onder andere publicaties van Seifert zelf over Lastmans bibliotheek en een nieuw ontdekt schilderij van de kunstenaar,3 online teksten rond Lastmans David geeft Uria de brief in The Leiden Collection,4 een artikel van Golahny over deze versie en de andere voorstelling van David geeft Uria de brief in Detroit,5 en bijdragen over de relatie tussen meester en leerling in tentoonstellingscatalogi over en rond Rembrandt.6 Hoewel deze toevoegingen nieuwe aspecten van Lastmans werk belichten, blijft de omvangrijke, uitstekend gefundeerde en prachtig geïllustreerde publicatie van Tico Seifert tot op heden de belangrijkste bron van informatie over (de kunst van) Pieter Lastman.7 In de genoemde publicaties komen diverse aspecten van de kunstenaar en diens productie aan bod, zoals zijn leven en werk, de iconografie van zijn geschilderde en getekende oeuvre, ontleningen aan andere kunstenaars, en vermeldingen van zijn werk in oude bronnen.

Aan de ondertekening bij Lastman, het onderwerp dat centraal staat in de onderhavige studie, is tot nu toe relatief weinig aandacht besteed, terwijl eerste resultaten van IRR-onderzoek al wel op een rijke oogst wezen. De allereerste ondertekening van Pieter Lastman werd in 1995 gepubliceerd en geanalyseerd door John Walsh, het betrof De opstanding (1612) uit The J. Paul Getty Museum.8 In 2006 besprak Martina Sitt IRR-materiaal van De wegzending van Hagar en Ismaël in de Hamburger Kunsthalle.9 Andere publicaties van/over de ondertekening in individuele schilderijen, met of zonder afbeelding, vinden we vooral in catalogi van collecties die werk van Lastman bezitten, zoals The Leiden Collection,10 het Rijksmuseum,11 het LACMA, Los Angeles County Museum of Art,12 of het National Museum in Stockholm.13 In deze besprekingen werd al gewezen op de aard van de ondertekening en van de wijzigingen die Lastman aanbracht tijdens het uitwerken van de ondertekening in verf.14

Tico Seifert beeldt in het hoofdstuk over Lastman als tekenaar van een drietal werken IRR-materiaal af en komt op basis van hem bekende ondertekeningen tot een eerste, belangrijke synthese.15 De auteur concludeert dat de lijnvoering in de ondertekening van De wegzending van Hagar en Ismaël overeenkomt met die in de roodkrijttekening Bileam en de ezelin in Edinburgh, wat hij als argument voor de toeschrijving van de tekening aanvoert.16 Daarnaast beschrijft hij dat in de tot dan toe met IRR onderzochte werken vooral de figuren zijn ondertekend, en in mindere mate landschap en architectuur, en dat het bij de ondertekening primair om de figurencompositie gaat en niet om het aanduiden van ruimtelijkheid, volume of licht-donker verdeling. Verder vermeldt de auteur dat de figuren ‘mit freien Strichen’ zijn opgezet en dat dit niet wijst op het gebruik van karton of kwadraatnet. Ook veronderstelt Seifert dat Lastman met behulp van ontwerptekeningen van hele composities of losse figuren de vormen direct op de drager aanbracht.17

Op basis van het materiaal dat al voorhanden was voordat het onderhavige project van start ging, werden eerste onderzoeksvragen geformuleerd. Tijdens de looptijd van het project kwamen IRR-montages van 55 schilderijen (van Lastman en van enkele kunstenaars uit zijn omgeving) beschikbaar, waardoor deze onderzoeksvragen verder konden worden aangescherpt en beantwoord.18 Aan de orde zullen komen wat de karakteristieken zijn van de ondertekening in de werken van Lastman en of daarin in de loop van de tijd een ontwikkeling kan worden vastgesteld. Verder is het de vraag hoe de ondertekening fungeerde tijdens het uitwerken van de verflagen, waarbij tevens is gepoogd te bezien in hoeverre de veranderingen compositorisch dan wel iconografisch vallen te duiden.

Deze aspecten worden in het eerste deel van deze Study belicht. Voor het bespreken van de ondertekening viel de keuze op een presentatie in chronologische volgorde, waarbij het een voordeel is dat Lastmans werken op een enkele uitzondering na gesigneerd/gemonogrammeerd en gedateerd zijn.19 Zijn werkwijze blijkt geen constante, maar zich gedurende de werkzame periode te ontwikkelen volgens redelijk heldere lijnen, zoals duidelijk zal worden. Omdat daar waar een ‘klassieke’20 ondertekening is waargenomen eigenheden zijn aan te wijzen, wordt dit overzicht voorafgegaan door een aantal meer algemene karakteristieken. Een korte vergelijking tussen Lastmans manier van ondertekenen en die van zijn leermeester Gerrit Pietersz. geeft inzicht in de invloed van de meester op zijn leerling.

Hoewel Lastman uit de resultaten van dit onderzoek als een boeiend kunstenaar naar voren komt, die moeiteloos zonder Rembrandt kan, is een korte vergelijking in werkwijze met de beroemde leerling toch interessant. In de kunsthistorische literatuur zijn de werkwijzen van Lastman en diens leerlingen Jan Lievens en Rembrandt al een enkele keer vergeleken,21 maar door de resultaten van dit project kunnen observaties daarover verder worden aangescherpt.

Omdat het IRR-materiaal zo rijk is en er veel interessante facetten te belichten zijn die niet alle in de lopende tekst aan bod kunnen komen, is er voor gekozen om in het tweede deel van deze Study een gedetailleerde beschrijving van het IRR-materiaal per schilderij op te nemen. De nummers per schilderij in dit tweede gedeelte zijn in de tekst hieronder eveneens aangeven, en er kan worden doorgeklikt naar deze uitgebreidere beschrijvingen.

Een drietal appendices sluit deze Study af. Het betreft een Addendum met observaties over paneel, preparatielagen en onbeschilderde randen bij Lastman, evenals suggesties voor verder onderzoek. Dit wordt gevolgd door twee bijlagen: de eerste is een lijst van per schilderij wel of niet gedetecteerde ondertekening en de tweede biedt een overzicht van de drager en formaten.


Notes

1 Freise 1911 p. 1, Seifert 2011, p. 17; zie bijv. ook Dudok van Heel 1991b, p. 111.

2 Seifert 2011, p. 17-19.

3 Seifert 2013; 2014a; zie ook lemma’s Allgemeines Künstlerlexikon, Seifert 2014b; 2014c.

4 Bakker 2017; Pollack 2017; Yeager-Crasselt 2020.

5 Golahny 2017.

6 Franken 2019-2020; De Witt 2021.

7 Het mogelijk postuum te verschijnen materiaal dat Astrid Tümpel over Lastman bijeenbracht zou hier wellicht nog iets aan toe kunnen voegen.

8 Walsh 1995.

9 Sitt 2006, p. 81, afb. 17-20. Sitt beschrijft aan de hand van vier losse infraroodreflectogrammen hoe bij de uitwerking van de ondertekening in de verflagen kleine veranderingen in gebaar en beweging de boodschap van het schilderij versterken.

10 Pollack 2017, Technical Summary; ook Wheelock 2016-2017, p. 20, afb. 3; Franken 2019-2020, p. 83.

11 Bikker/Bruijnen/Wuestman 2007, Technical Notes nr. 167, p. 243.

12 Lehmbeck/Marandel/Walsh 2019, technical report p. 111-112.

13 Cavalli-Björkman 2005, p. 277.

14 In 2004 werd De triomf van Mordechai in het depot van het Rijksdienst Cultureel Erfgoed te Rijswijk met een IRR-camera onderzocht. Daarbij werd weliswaar een ondertekening geobserveerd, maar niet gedocumenteerd (mail Eric Domela Nieuwenhuis, d.d. 10-12-2021).

15 Seifert 2011, p. 184-190, afb. 203-205, het betreft IRR-materiaal van de De wegzending van Hagar en Ismaël in de Kunsthalle te Hamburg, Suzanna belaagd door de ouderlingen te Berlijn en Juno ontdekt Jupiter en Io uit de National Gallery in Londen, noot 1284 somt nog een aantal andere werken op die met IRR zijn onderzocht, maar waarvan geen materiaal is afgebeeld.

16 Edinburgh, National Galleries of Scotland, Seifert 2011, afb. 195.

17 Seifert 2011, p. 215.

18 Vernieuwingen binnen de digitale IRR-opname technieken maakten het veel beter dan voorheen mogelijk om schilderijen in hun geheel op te nemen. Dat de formaten van Lastmans schilderijen, op een enkele uitzondering, na van relatief bescheiden formaat zijn, was daarbij zeker van voordeel. Omdat binnen het project voor het opnemen van de werken diverse typen apparatuur met verschillen in doordringend vermogen werden ingezet, is het materiaal niet geheel uniform.

19 Schilderijen kunnen eerder zijn begonnen dan het jaartal op het werk aangeeft, derhalve vormt de datering geen heel strikte leidraad.

20 Het begrip ‘klassieke’ ondertekening wordt hier gehanteerd om aan te duiden dat het een ondertekening betreft die met een geheel ander materiaal is uitgevoerd in een duidelijk eerdere fase dan het aanbrengen van de picturale lagen. Dit in tegenstelling tot een opzet van de voorstelling in verfcontouren die in het eindresultaat nog een rol spelen (zie ook hieronder en bijlage 1).

21 Gifford 2008-2009, p. 42; Franken 2019-2020, p. 83.