Lastman in focus

RKD STUDIES

Overige suggesties voor verder onderzoek


Binnen dit onderzoeksproject lag de focus op de ondertekening bij Pieter Lastman en het uitwerken in verf daarvan, en op andere aspecten van de voorbereiding van de schildering. Hoewel van een zeer groot aantal schilderijen van Lastman IRR-materiaal beschikbaar is gekomen, kan onderzoek met IRR naar andere werken van de kunstenaar zeker nog tot verdieping leiden. Een diepgaandere analyse van de werkwijze in relatie tot de iconografie kan eveneens aan bod komen. Het gebruik van modellen en zelfstandige tekeningen op papier heeft Tico Seifert al besproken,1 maar dit zou nog verder uitgewerkt kunnen worden.

Een interessant aspect dat met IRR zichtbaar kon worden gemaakt en hier al een aantal keren werd aangestipt behoeft eveneens nadere bestudering. Het betreft opmerkelijk vlotte, zwierige penseeltoetsen, die veelal een grove plaatsbepaling als functie hebben. In De doop van de kamerling uit 1608 bijvoorbeeld is goed te zien hoe met deze ondermodellering een figuur is opgezet (afb. 19, nr. 4). Regelmatig zijn dergelijke toetsen in vegetatie vast te stellen (afb. 20, nr. 31). Mogelijk komen ze vaker voor, maar maakt IRR vooral die penseelstreken zichtbaar waarin een pigment is verwerkt dat registreert in infrarood.

Daarnaast is verder inzicht in de aard en opbouw van de verflagen in de werken van Pieter Lastman van belang. De mogelijke vondst van vinger/duimafdrukken in twee schilderijen van Lastman (Hamburg, nr. 12 en Dublin, nr. 13)2 maakt het ook interessant om onderzoek te doen naar oppervlakte-effecten die ontstonden met behulp van andere middelen dan penselen. In de verf gekraste lijnen, die bij Rembrandt (en leerlingen)3 regelmatig voorkomen, zijn bij Lastman tot nu toe niet aangetroffen. Het pas recent beschreven fenomeen van de ‘dark halo’ zou eveneens aandacht verdienen.4 Voor verder onderzoek naar deze aspecten moeten andere onderzoekstechnieken ingezet worden, zoals uitvoerig onderzoek met loep en stereomicroscoop, Röntgenopnames, XRF en MA-XRF.

In deze studie kwamen al korte vergelijkingen tussen IRR-materiaal van Lastman en van enkele kunstenaars uit zijn omgeving ter sprake, zoals van zijn leermeester Gerrit Pietersz. en zijn leerlingen Jan Lievens en Rembrandt. Nader onderzoek naar overeenkomsten en verschillen in de werkwijze zou tot verdere inzichten kunnen leiden.

Hetzelfde geldt voor onderzoek met IRR naar Lastman in relatie tot de groep schilders voorheen aangeduid als de ‘Pre-Rembrandtisten’, zoals Jacob en Jan Pynas, François Venant, Claes Moeyaert en Jan Tengnagel.5 Tijdens dit project werden twee werken met IR(R) onderzocht, het ene door Jan Pynas (https://rkd.nl/technical/5018496), het andere door Jan Tengnagel (https://rkd.nl/technical/5018495). Op geen van beide schilderijen kon een echte ondertekening zichtbaar worden gemaakt. Wel vertoonde het werk van Tengnagel her en der verfcontouren. Dat van Jan Pynas liet eveneens verfcontouren zien en wijzigingen tijdens het aanbrengen van de picturale lagen, onder andere in de kop van het dode schaap waarvan Democritus de ingewanden bestudeert (afb. 21). In Aaron verandert het water van de Nijl in bloed door Jan Pynas, daarentegen, is zelfs met het blote oog een duidelijke ondertekening zichtbaar, vooral in de figuren.6 Verdergaand IRR-onderzoek zou dus nieuw licht kunnen werpen op deze groep kunstenaars en hun onderlinge artistieke banden.

#

Afb. 19
Pieter Lastman,
De doop van de kamerling, 1608 gedateerd,
Berlijn, Staatliche Museen zu Berlin, inv./cat.nr. 677,
detail in IRR en VIS


#

Afb. 20
Pieter Lastman,
De doop van de kamerling, 1620 gedateerd,
München, Alte Pinakothek, inv./cat.nr. 10735,
IRR-detail

#

Afb. 21
Jan Pynas,
Hippocrates bezoekt Democritus in Abdera, 1614 gedateerd,
Amsterdam, Museum Rembrandthuis,
IRR-detail


Notes

1 Seifert 2011, p. 177-215.

2 Zie ook hierboven Beschrijving IR(R)-materiaal per schilderij, nrs. 12 en 13.

3 Bijvoorbeeld Buijsen 2001, p. 35.

4 Voor eerste observaties zie hierboven Beschrijving IR(R)-materiaal per schilderij, onder andere nr. 29.

5 Voor deze groep schilders zie bijv. Sacramento 1974; Tümpel, A. 1980; Tümpel, A. 1986; Tümpel, A. 1991b.

6 Bikker/Bruijnen/Wuestman 2007, p. 328.