Nr. 37 De bewening van Abel
1623/1624, Amsterdam, Rembrandthuis
Rond de datering van De bewening van Abel heerst enige onduidelijkheid, er wordt 1623 en 1624 genoemd.1 IRR toonde aan dat bij het laatste cijfer van de datering een drie en een vier over elkaar heen zijn geschilderd. Dit zou erop kunnen wijzen dat langer dan voorzien aan het schilderij werd gewerkt, of dat het een kalenderjaar later werd verkocht dan Lastman verwachtte en hij daarom de datering aanpaste.
Verder laat IRR geen krijtondertekening zien, maar alleen verfcontouren die een vorm-vindende functie hebben. Ten dele liggen ze namelijk onder de verflagen en her en der werd ervan afgeweken, zoals bij de voorzijde van het linker scheenbeen van Eva, de schouder van het jongetje met de hand voor de ogen, of de snuit van de hond. Het betreft slechts kleine correcties van de vormen.2 De enige iets duidelijkere aanpassing komt voor in de schapen rechts. Bij het dier dat parallel aan het beeldvlak staat met de kop naar rechts, werd het linkeroog naar rechts verplaatst, en was het rechteroor eerst lager geschilderd. Van het schaap direct boven dit dier was de snuit eerder mogelijk wat meer omhoog gepland. Seifert wees erop dat de groep schapen inclusief de hond nogmaals voorkomt op de Pastorale scène in Gdańsk van 1624. De dieren zijn staan hier net iets anders ten opzichte van elkaar en dit maakt duidelijk dat er los met het model werd omgegaan. Seifert wijst in dit verband terecht op de vermelding van een groot aantal diervoorstellingen in Lastmans boedel die het waarschijnlijk maken dat er voor dergelijke motieven geschilderde voorbeelden bestonden.3
Opmerkelijk is de lichte vorm rond de jongens boven Abel, dit zou een soort variant kunnen zijn op de dark halo die hierboven werd beschreven.4
In de literatuur werd wel aangenomen dat aan de bovenzijde een gedeelte aan het schilderij zou zijn toegevoegd.5 Thomas Döring merkte al terecht op dat dit niet het geval is, maar dat alleen sprake is van retouches langs de naad.6 Het IRR-onderzoek laat geen verschillen zien die wijzen op een later aangezette plank, maar toont inderdaad dat langs de naad een en ander is bijgewerkt.

IRR

Pieter Lastman
De bewening van Abel (Genesis 4:11), 1624 gedateerd
Amsterdam, Museum Rembrandthuis
Notes
1 Wat betreft de datering 1623 of 1624, zie Amsterdam 1991, p. 114-115: ‘De datering werd tot voor kort als 1624 gelezen. Uit onderzoek van het Centraal Laboratorium te Amsterdam is echter gebleken dat het schilderij als jaartal 1623 draagt’, met verwijzing naar een mededeling van Ernst van de Wetering.
2 IRR biedt geen aanwijzingen voor het toepassen van een werkmethode voor de overname van modellen van Crispijn de Passe en Hendrick Goltzius die Seifert in verband brengt met deze voorstelling, Seifert 2011, p. 166, afb. 173, 174, 175.
3 Seifert 2011, p. 209. De ram en de geiten zijn mogelijk te relateren aan boedel nr. 202 ‘een copytgen van een ram ende geijten’. Dat dergelijke werkjes – in tegenstelling tot tekeningen in rood krijt – in kleur waren uitgevoerd, doet de papegaai op de werken in Kopenhagen (nr. 26) en Parijs (nr. 30) vermoeden, die exact dezelfde kleurstelling tonen.
4 Zie De ontmoeting van Odysseus en Nausikaä (nr. 29).
5 Amsterdam 1991, p. 115. Dit werd al besproken voor Tobias vangt de vis (nr. 15) en het komt voor bij Hippocrates bezoekt Democritus te Abdera, zie onder andere Amsterdam 1991, p. 111.
6 Zie Döring 1992, p. 477.