Nr. 36 De doop van de kamerling
1623, Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle Karlsruhe

IRR

Nr. 36
Pieter Lastman
De doop van de kamerling (Hand. 8:31-38), 1623 gedateerd
Karlsruhe, Staatliche Kunsthalle Karlsruhe, inv./cat.nr. 772
In 1623 ontstond Lastmans vierde versie van De doop van de kamerling. In dit schilderij viel met IRR slechts in een deel van de voorstelling een opzet in krijt te detecteren.1 Er is namelijk uitsluitend een duidelijke ondertekening zichtbaar in de sterk verkort weergegeven wagen links en dan ook nog alleen voor de dragende structuur ervan. Slechts de grote wielen, de assen, twee iets schuin lopende verticalen boven de achteras en de dunne balk aan de voorkant net achter de paarden tonen krijtlijnen. Voor opbouw, decoratie, of het grote over de achterkant gedrapeerde kleed is geen tekening te zien. Omdat de lijnen enigszins mechanisch aandoen, zou kunnen worden verondersteld dat voor de correcte weergave van de perspectivisch verkorte wagen een model op papier was ontworpen dat door middel van tracing werd overgebracht op het paneel.2 Het moet zich om een op zichzelf staand model hebben gehandeld, want er wordt op geen enkele wijze rekening gehouden met andere elementen die nu in de picturale lagen voorkomen. Zo werd de jongen met de Bijbel over de ondertekening van de wagen heen geschilderd. Hetzelfde geldt voor het achterlijf en de staart van de hond en een klein heuveltje aarde, waar het rechter achterwiel enigszins in wegzakt. Op deze wijze werd het model voor de wagen op overtuigende wijze geïntegreerd in de compositie.3
Daarnaast komt uit het IRR-onderzoek geen noemenswaardige ondertekening naar voren. Het lijkt erop dat de overige elementen in de voorstelling zijn voorbereid met verfcontouren die zich afhankelijk van de gebruikte verf aftekenen op de IRR-montage. Opmerkelijk zijn de woeste, donkere penseelstreken, uitgevoerd met een stugge penseel, die zich in de voor Lastman typerende vegetatie in de voorgrond bevinden.4 Echt gerelateerd aan de geschilderde vormen zijn ze niet, het lijken eerder een soort vlakverdelingen.
Gedurende het creatieve proces vonden nog kleine aanpassingen in de vormen plaats, bijvoorbeeld in de linkerschouder van Philippus, het linkeroor van de hond of de onderkant van de rode mantel van de jongen met de bijbel. Voor Philippus’ linkervoet is een donkere contour te zien die aangaf dat de voet aanvankelijk meer parallel aan het beeldvlak was gedacht, maar uiteindelijk werd die verkort en frontaal weergegeven.
Een terugkerend element bij Lastman is het verschil tussen de ogen in IRR – veelal in de ondertekening – en in het uiteindelijk geschilderd oppervlak. Zo lijkt het alsof de kamerling in IRR de blik richt op de beschouwer, terwijl hij in de picturale lagen omhoog kijkt als gevolg van het aanbrengen van het oogwit.
Ook ten opzichte van het ondertekende model voor de wagen vond nog een verandering plaats en wel bij de dunne balk vooraan tussen de wagen en het achterlijf van de paarden. In de ondertekening betreft het duidelijk een stabiele lat, die met een haaks daarop staande lat aan de wagen is bevestigd. In verf is dit veranderd in een rode band bevestigd aan het borsttuig waarmee het paard de wagen trekt.5

IRR-detail

IRR-detail
Notes
1 Vergelijk bijvoorbeeld Jona en de walvis (nr. 33) of De opwekking van Lazarus (nr. 34).
2 Dat Lastman moeite had met correcte perspectivische verkorting is vaker vastgesteld, zie bijvoorbeeld nrs. 22, 24, 34.
3 Op Jacques Jordaens, De ontmoeting van Odysseus en Nausikaä, Rijksmuseum staat een wagen afgebeeld die afgezien van de opbouw overeenkomsten vertoont met de wagen en het paard met de naar achteren gerichte blik bij Lastman. Bij Jordaens werd ter integratie alleen wat vegetatie toegevoegd bij de wielen aan de linkerkant van de wagen. Mogelijk heeft er dus inderdaad een model bestaan dat is gaan circuleren en ook door andere kunstenaars werd gebruikt. Voor de relatie tussen Lastman en Jordaens zie Seifert 2011, p. 234-235.
4 Dergelijke penseelstreken komen vaker voor, bijvoorbeeld in De doop van de kamerling uit 1608 (nr. 4) en 1620 (nr. 31), De rust op de vlucht naar Egypte (nr. 32) en Jona en de walvis (nr. 33).
5 Bij Jordaens komen twee dunne balkjes voor aan de voorkant van de wagen, net achter de paarden. Bij Lastman was er één ondertekend; Jordaens beeldde ze wel af, hetgeen opnieuw in de richting wijst van het toepassen van een bestaand model.