Nr. 20 De offerstrijd tussen Orestes en Pylades
1614, Amsterdam, Rijksmuseum
Het schilderij met De offerstrijd tussen Orestes en Pylades heeft een groot formaat en toont een uitgebreide compositie met een aanzienlijk aantal figuren.1 De ondertekening op dit paneel is zeer uitvoerig en krachtig in de lijnvoering en de werkwijze toont zich als complex. Hoewel in het open tempeltje in de achtergrond enkele lijnen zichtbaar zijn, beperkt de uitbundige ondertekening zich vooral tot de voorgrond; de kleine figuurtjes in de achtergrond laten geen krijt zien. In de voorgrond komen frequent meermaals geschetste lijnen voor die erop duiden dat de voorstelling schetsmatig en zoekend werd opgezet. Voor lichaamsdelen is de lijn vaak weer knobbelig, hoekig. Elementen uit Lastmans standaard vocabulaire zoals rondjes voor de ogen, als open ovalen ondertekende monden, of ovaaltjes voor de tenen vallen hier op een aantal plaatsen waar te nemen. Arceringen, hoewel vrij minimaal, zijn in vergelijking tot eerder besproken werken iets uitbundiger. Zigzags en golvingen die de overgang naar schaduw aanduiden, zien we bijvoorbeeld op de rechterbovenarm en het linkeronderbeen van de man met de knots links in de voorgrond, en op het linkerbeen van de man rechts vooraan die op de schelp blaast. Op het bovenbeen van de man naast hem is een woeste kringellijn aangebracht. Parallelle lijnen vallen waar te nemen voor de schaduw rechts in de rok van Iphigenea. Schaduwbanen die enkele figuren op de grond werpen, gaf Lastman eveneens met parallelle lijnen aan.
Een aspect dat aan dit schilderij goed kan worden belicht, betreft het doordringend vermogen van de infrarode straling. Daar waar de verflagen dikker zijn, komen de lijnen minder sterk naar voren of vallen ze zelfs helemaal niet meer te detecteren.2 We treffen dat bijvoorbeeld aan in de kleding van de hoofdpersonages Iphigenea, haar helpster, Orestes en Pylades, en de vrouw die links van het offerblok knielt – en dan vooral in de lichtste delen die met witte verf zijn opgehoogd.
In dit werk komen legio aanpassingen voor die de vormen corrigeren, te veel om tot in detail te beschrijven. Dit geldt vooral voor de figuren, waar plooival en zomen worden aangepast of haardossen ingetoomd, ook vindt finetuning van de stand van de voeten plaats, waarbij een aantal keren een heel rechte zool in de ondertekening de anatomisch correcte vorm niet eerder verkrijgt dan in de schildering. Typerend voor Lastman is dat wederom van een aantal ogen, die als rondjes of ovaaltjes zijn ondertekend, de blikrichting pas definitief wordt in de picturale lagen. We zien het onder andere bij de man met de leeuwenkop als hoofdtooi links of bij de figuur met de flaphoed links van Orestes en Pylades.
Behalve deze wijzigingen in de vormen, vonden ook ingrepen in de compositie plaats. De inhoudelijk belangrijkste komt voor in Iphigenea en haar dienster. Bij de rand van het offerblok links van de twee vrouwen is een ondertekende onderarm zichtbaar – deels al in verf uitgevoerd – met een wijsvinger gericht op de twee jongelingen links. Aangezien de uitgestrekte onderarm moeilijk te verbinden is met de vrouw links van Iphigenea, is de enige optie dat het de rechterarm van Iphigenea zelf was, die voor (of achter?) haar dienster liep.3 Lijnen bij de kop van de schouder van de vrouw met de mand zouden dit kunnen ondersteunen. Voor deze twee vrouwen baseerde Lastman zich op grafisch werk en het kan niet worden uitgesloten dat de wijzigingen ten dele samenhangen met het gebruikte model.4 Op de prent van Goltzius, die Seifert vermeldt, rust de hand van de voorste vrouw op de schouder van haar metgezellin, de lijnen op de linkerschouder van de dienster op het schilderij betroffen dan misschien een initiële opzet van de hand van Iphigeneia, vergelijkbaar met de prent, maar in gespiegelde vorm. Vervolgens zou dan de wijzende optie kunnen zijn geëxploreerd. Mochten deze veronderstellingen juist zijn, dan is er dus pas in derde instantie voor gekozen om Iphigeneia’s rechterhand dichterbij het lichaam te plaatsen en de grote verzegelde brief – verwant aan het exemplaar op de twee voorstellingen van David geeft Uria de brief (nr. 10 en 28) – zijn prominente en iconografisch belangrijke plaats te geven.5 Van deze uiteindelijke hand is de vorm wel eerst in krijt verkend, er valt namelijk een los geschetste ondertekening waar te nemen.6 De relatie met Goltzius’ prent gaat verder, want het gezicht van Iphigenea’s dienster was aanvankelijk en profile weergegeven, met de blik omlaag gericht, getuige een al geschilderd oog, een neus en een mond, die links bij de rand van het huidige gezicht zijn te ontwaren. Van de weergave van die vrouw met de blik in de richting van Iphigeneia sluit de tweede, veranderde versie dus juist aan bij de prent, terwijl het tegenovergestelde wellicht logischer zou zijn.
Links van de vrouw, iets lager dan de niet uitgevoerde wijzende hand, is in de ondertekening nog een verticale, afgeronde vorm te zien, een element dat evenmin werd uitgevoerd. Deze wijzigingen hangen mogelijk met elkaar samen en maken duidelijk dat er nog sterk in de getekende opzet werd ingegrepen. De verandering van de wijzende arm toont aan dat Lastman, die zijn communicatie veelal baseert op gebaren,7 in dit geval heeft gekozen voor het achterwege laten van de uitgestrekte arm met signaalfunctie. In plaats daarvan lijkt vooral de schilderwijze aangewend om de hoofdpersonen van deze voorstelling door middel van helder belichte en uitgewerktere kleding te accentueren.8
Een andere compositorische aanpassing is te zien in de groep rechts van Orestes en Pylades. Daar was een man ondertekend met ontblote schouder, en profile gezicht en een soort opstaande verentooi op het achterhoofd. Deze man was veel groter dan de figuren nu in het geschilderd oppervlak en zijn gezicht was naar rechts gericht. Naast hem staan nog twee mannen, en de figuur met de schenkkan keek in een eerste opzet in verf waarschijnlijk naar links en niet naar rechts, zoals nu het geval is. Iets lager, in de partij met de kan en de schaal, zijn nog een ondertekende arm en allerhande vormen zichtbaar, die erop wijzen dat er een heel andere oplossing voor deze partij was voorzien. De groep kan zijn aangepast en verlaagd om Orestes en Pylades beter te accentueren, een aspect waarop ook Van Mander in Den Grondt der Edel vry schilder-const wijst.9 Daarnaast kan de en profile weergave van de niet uitgevoerde figuur teveel een echo van Pylades’ gezicht zijn geweest. De jeugdige toeschouwers op de heuvel onder de tempel hebben de vrijgevallen ruimte van deze groter en anders ondertekende figuren ingenomen.
Tussen de hoofden van Orestes en Pylades bevinden zich nog twee figuren die niet als zodanig in de ondertekening werden voorbereid. Voor de sokkel van Artemis aan de rechterzijde staat een man die daar ook pas later is toegevoegd. Ten slotte valt nog op te merken dat de enorme rookkolom die van het offerblok opstijgt in de ondertekening lager en meer naar rechts liep.10
De veranderingen in deze voorstelling zijn ten dele zeer ingrijpend en een aantal kunnen compositorisch/inhoudelijk worden geduid.11

IRR

Pieter Lastman
De offerstrijd tussen Orestes en Pylades, 1614 gedateerd
Amsterdam, Rijksmuseum, inv./cat.nr. SK-A-2354
Notes
1 Van het schilderij wordt wel verondersteld dat het de pendant vormde van een voorstelling met Paulus en Barnabas te Lystra (verblijfplaats onbekend, mogelijk verloren gegaan). Op de schilderijen werden lofdichten geschreven door Joost van den Vondel en Joachim Oudaan. Voor een bespreking van de werken zie onder andere Golahny 1996b; Seifert 2011, p. 69-93 is van mening dat dit niet het geval is geweest en dat dit idee pas achteraf door Oudaan is gecreëerd.
2 Van Asperen de Boer wees al op dit fenomeen, zie Van Asperen de Boer 1970, p. 60 en Van Asperen de Boer 1976, p. 10-11.
3 De witte verf van het decolleté van de vrouw is ondoordringbaar, waardoor dit niet goed valt te beoordelen.
4 Golahny 2010, p. 181, afb. 3, verwijst naar een prent door Theodor de Bry, die overeenkomt in houding en profiel weergave. Seifert 2011, p. 79, afb. 58, geeft als voorbeeld Het oordeel van Midas van Hendrick Goltzius, een prent waar Lastman vaker uit putte. Hiermee stemt de houding van Iphigeneia’s arm beter overeen, maar de houding van het hoofd minder.
5 Niet in alle versies van het verhaal van Orestes en Pylades is sprake van de brief. In Van Manders Schilderboeck staat in de Wttlegginge op den Metamorphosis (fol. 103v) het verhaal vermeld zonder de passage met de brief. Zie ook Golahny 1996, p. 162 en Seifert 2011, p. 69-85, 281-284.
6 Lastman tekende wel vaker een nieuwe vorm voor een eerste versie die hij verwierp.
7 Sitt 2006, p. 83.
8 Lehmbeck/Marandel/Walsh 2019, p. 47 merken daarover in verband met Hagar en de engel op: ‘Lastman uses light and thickly applied paint dramatically to focus attention on the essential details of the story’.
9 Golahny 1996, p. 156 vermeldt dit al. Van Mander/Miedema 1973, p. 138: ‘De belangrijke figuren moeten uitsteken [boven de andere] …’. Lastman heeft er bij het aanpassen van deze groep wellicht naar gestreefd om het verhaal helderder over te brengen, zoals Van Mander met zijn advies beoogd (zie ook hierboven nr. 13).
10 Dit is op Paulus en Barnabas te Lystra net omgekeerd, daar is de rook die van de toortsen omhoog kringelt in de ondertekening veel uitbundiger dan in de uiteindelijke schildering (zie hieronder nr. 24).
11 Het is helaas niet mogelijk om Paulus en Barnabas te Lystra van 1614 met IRR te onderzoeken om beide voorstellingen in relatie tot elkaar te analyseren omdat de verblijfplaats van dit werk onbekend is.